Tarzan en de Olifantsmannen
door Edgar Rice Burroughs
(34)
100. De geschrokken leeuw sprong
inmiddels van de ene loge in de andere en veroorzaakte een
geweldige paniek, totdat hij tenslotte in een gang terecht
kwam, waardoor hij uit de arena in vrijheid kwam. Onderwijl
was Tarzan naar de kant van de arena teruggelopen, waar de
andere slachtoffers in een aparte ruimte stonden te wachten.
Het publiek brulde opgewonden. Opnieuw nam de aapman zijn
plaats in naast Valthor bij de omheining. De bewaker, die
hem eerst uitgejouwd had, keek hem nu vol bewondering aan.
De andere gevangenen prezen hem en wensten hem geluk.
"Menofra zal wel op wraak zinnen, nu je haar dat
schoothondje hebt bezorgd," lachte Valthor. Tarzan keek eens
achterom naar de koninklijke loge en zag Menofra daar
ongedeerd staan. "De leeuw miste zijn hoge onderscheiding",
zei hij, "maar ik heb geen spijt van wat ik gedaan heb.
Want, zie je, het was de leeuw, die ik wilde wreken en niet
Menofra of het volk!" Spoedig keerde de officier terug en
zei met een stem, waar sympathie uit sprak tegen Tarzan: "Je
was een dwaas om dien leeuw in de loge van Menofra te
smijten. Als je dat niet had gedaan, zou ze je de vrijheid
gegeven hebben. Nu heeft zij bevel gegeven, dat je vertrapt
zult worden — jij en Valthor!"
101. "Ik hoop, dat de Heer je zal
bijstaan." fluisterde de officier, terwijl hij Tarzan en
Valthor beval naar het midden van de arena te gaan, zoals
Menofra dit bevolen had. De toeschouwers zwegen. Tarzan had
hun sympathie gewonnen; zij wensten niet, dat hij ter dood
gebracht zou worden. Valthor nam Tarzan's hand en drukte
deze vriendschappelijk. "Ik wenste," zei hij, "dat je een
betere ontvangst in de Ivoren Stad ten deel was gevallen.
Maar het lot was tegen je." "Per slot van rekening," zei
Tarzan, "hebben wij elkaar toch teruggezien. En hoe dan ook,
wij zijn nog niet dood." "Maar dat zullen wij spoedig genoeg
zijn," mompelde Valthor grimmig, terwijl Tarzan knikte.
"Misschien heb je gelijk." "Heb je dan geen enkel plan"
vroeg Valthor verbaasd. "Neen." antwoordde Tarzan met een
gelaten glimlach "Ik weet, dat ik geen olifant in de loge
van Menofra kan gooien." "Deze zeker niet" verklaarde
Valthor. "Ik ken hem. Ik heb nog geholpen hem gevangen te
nemen. Hij is een duivel, een wreed monster. Hij haat de
mensen. Zij zullen hem waarschijnlijk wel doden na dit
feest." Plotseling bleef Tarzan doodstil staan. "Ze openen
het hol van het beest, hij zal nu dadelijk komen."
102. Nadat de toegangspoort geopend
was waggelde een reusachtige olifant de arena in. Juist toen
hij binnenkwam lichtte hij zijn slurf hoog op en uitte een
wilde, boze kreet, terwijl hij trompetterde, alsof hij
daarmede zijn slachtoffers bang wilde maken. Menofra in de
koninklijke loge lachte met duivels voldoening. De gehate
wildeman had allerlei wondertoeren verricht in de arena,
maar nu was zijn einde gekomen, van hem en van den trotsen
Valthor ook. De steken van hun dolken zouden niet meer zijn
dan speldeprikken in de dikke huid van den olifant. Rondom
de arena klopten duizenden harten vol sympathie voor de
beide mannen, die zo klein en hulpeloos schenen en zo'n
geweldig contrast vormden met het grote dier. De edele
Valthor was zeer geliefd geweest bij het volk en de
geweldige kracht van Tarzan had de bewondering van het
gehele volk voor zich gewonnen. Eerst leek het alsof de
olifant de beide mensen in de arena in het geheel niet
opmerkte. Hij waggelde wat rond bij de hoeken alsof hij een
weg zocht om te ontkomen. Toen opeens draaide het dier zich
om en kwam regelrecht op de twee mannen af, met een flinke
vaart!
De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.