home

Tarzan en de Olifantsmannen
door Edgar Rice Burroughs

(31)


91. Tarzan en Valthor werden onder zware bewaking naar de kop van de wachtende stoet gebracht, die hen naar de arena zou voeren. Op een van de olifanten, potsierlijk opgedirkt, zat Menofra. Valthor zag haar en begon luid te lachen. "Kijk haar eens!" riep hij, "zij kan niet zelfgenoegzamer zijn, dan zij er uit ziet, zie eens hoe zij zich aanstelt. De arme vrouw wil op een koningin lijken. Let op haar houding en haar kroon. Zij draagt de kroon zelfs in de arena — en heeft hem achterste voren op! Het is om je dood te lachen". Valthor had niet zacht gesproken, integendeel, hij had zijn stemgeluid nog iets uitgezet. Zijn woorden bereikten de oren van Menofra. Haar gezicht werd rood van boosheid. Zij nam de kroon van haar hoofd en zette die op de zitplaats naast zich. Daarna gaf zij met een stem, die beefde van woede, het bevel tot het vertrek. Er werd niet gejuicht toen de stoet langs het volk trok. Het was duidelijk, dat de mensen sympathie voelden voor Valthor. Tarzan echter was een vreemdeling. Het eenige, waarom hij hen interesseerde was, dat hij hun enkele minuten van spanning en opwinding zou geven, voordat hij in de arena gedood werd.




92. Bij de grote toegangspoort naar de arena werden Tarzan en Valthor in een afgeschoten ruimte gebracht. Hier waren ook nog andere gevangenen, die op die dag zouden moeten sterven om koningin Menofra en het volk een genoegen te verschaffen. Vlak bij de bovenkant van de palissade was een verhoging, waarop de gevangenen mochten staan, zodat zij in de arena konden kijken. Het eerste gevecht was tussen een reusachtigen krijger, gewapend met speer en zwaard en een man, die vroeger tot de adelstand had behoord en die slechts gewapend was met een kleine dolk. Het was een terechtstelling, geen duel en Tarzan en Valthor keken er met misnoegen naar. "Ik geloof, dat hij den groten kerel gedood zou kunnen hebben", zei de aapman, "want ik zag, dat de reus gemakkelijk te pareren was. Jammer, dat de ander daar niet aan gedacht heeft". De bewaker keek Tarzan verwonderd aan. "Denk je, dat jij dien groten Hyark zou kunnen doden?" vroeg de soldaat. Tarzan haalde zijn schouders op. "Waarom niet? Hij is vadzig, dom en laf". "Hyark laf? Hu! Er is er niet één die dapperder en sterker is dan hij. Ik zal zien of je een kans krijgt tegen hem. En dat zal jouw einde betekenen!"




93. De bewaker riep een van de officieren. "Deze wildeman denkt, dat hij Hyark kan doden", zei hij, terwijl hij naar Tarzan wees. "Dat zou een amusant gevecht worden", lachte de officier. "Ik zal het aan Menofra vragen, na afloop van dit gevecht". Daarna bracht hij een ouden man in de arena, terwijl even later een leeuw op hem werd losgelaten. "Dat is een heel oude leeuw", zei Tarzan, "en hij heeft bijna al zijn tanden verloren". "Maar hij zal den ouden man doden", knikte Valthor met een grimmig gezicht. "Ja", zei de koning van de jungle, "het dier is er sterk genoeg voor". "Ik geloof, dat je denkt, dat jij dien leeuw ook zou kunnen doden", spotte de Athneniaan tegen hem. "Waarschijnlijk wel", gaf de aapman toe. De bewaker lachte uitbundig. Hij had nog nooit zoo iets grappigs gehoord. Intussen maakte de leeuw in de arena korte metten met den ouden man en de officier keerde met het nieuws terug, dat Menofra de strijd tussen Tarzan en Hyark had toegestaan. "De wildeman zegt, dat hij ook een leeuw kan doden", lachte de bewaker. "Dat zullen wij wel nooit te weten komen", bemerkte de officier, "want Hyark zal hem doden". "Ik wil tegen allebei vechten", verklaarde Tarzan plotseling. "Dat wil zeggen, als Hyark tenminste niet bang is om tegelijk met een leeuw in de arena te zijn".


 


De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.