De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(30)
88. In de schaduw van een tent
gekomen, slaakten Meriem en Baynes haast een kreet van
ontzetting. Ze kwamen daar op het ogenblik, dat de olifant
Korak bevrijdde. Alles had zich in een oogwenk afgespeeld en
het dorp leek wel een gekkenhuis. Mannen, vrouwen en
kinderen renden door elkaar om zich in veiligheid te
brengen. De paarden, kamelen en ezels, angstig door het
getrompetter van de dikhuid, rukten en trokken aan hun
halsters. Meer dan een dozijn waren reeds losgebroken. De
galopperende paarden brachten Meriem op een idee. Ze wenkte
Baynes haar te volgen en bracht hem naar het verste eind van
het dorp. Ze wist dat daar steeds een paar paarden gezadeld
stonden. Het geluk was met hen, want zij konden in het zadel
springen zonder hindernissen te ontmoeten. De kortste weg
naar de vrijheid leidde door het midden van het dorp en
Meriem spoorde de paarden, dat van Baynes vlak achter haar,
tot grote spoed aan. Zo plotseling en onverwachts was hun
poging om te ontvluchten, dat ze reeds half door het dorp
waren, voordat de verwonderde bewoners begrepen, wat er
gebeurde. Toen herkende een Arabier hen en met een
alarmkreet schoot hij zijn geweer af. Dit was het signaal
voor een achtervolging. Te midden van het geweervuur vlogen
de paarden van Meriem en Baynes door de opening in de
palissade en gingen vlug langs het pad, dat naar het Noorden
voerde.
En Korak? Tantor droeg hem diep de jungle in. Toen hij niets
meer hoorde, legde Tantor zijn slachtoffer voorzichtig neer.
Korak vocht om zichzelf te bevrijden, maar zelfs zijn
geweldige spieren waren niet in staat de stevige knopen
losser te maken. Terwijl hij daar lag, werkend en rustend om
de beurt, stond de olifant over hem te waken. Het werd dag
maar Korak was niet dichter bij de vrijheid dan tevoren. Zou
hij moeten sterven van honger en dorst?
89. De daaropvolgende nacht, dat Korak
wanhopig op de grond lag, omdat hij wist, dat de olifant de
touwen niet kon losmaken, waarmee hij gebonden was, reden
Meriem en Baynes naar het Noorden langs de rivier. De jonge
Engelsman was licht gewond door een van de kogels der
Arabieren en door de messteek, opgelopen in zijn worsteling
met de zwarte slaaf en zij waren daarom dubbel verlangend om
het huis van Bwana te bereiken. Het was nauwelijks dag, toen
ze plotseling op een troep stootten, die haastig naar het
Zuiden reed. Het was Bwana zelf met zijn zwarte krijgers, op
zoek naar Meriem. Bij het zien van Baynes fronste de grote
man zijn wenkbrauwen; maar hij wachtte tot het meisje haar
avonturen verteld had, voordat hij lucht gaf aan de woede,
die in zijn borst opgekropt was. Toen ze uitgepraat was,
scheen hij Baynes vergeten te hebben. Zijn gedachten waren
met iets anders bezig. "Je zei, dat je Korak gezien hebt?"
vroeg hij. "Ja", antwoordde Meriem, "even duidelijk als ik U
zie!" Nog twijfelend, herhaalde Bwana zijn vraag aan Baynes
en vroeg hem de aapman te beschrijven. "Hij is ongeveer van
mijn leeftijd", zei Baynes, "opmerkelijk gespierd en heel
bruin". "Zijn haar en ogen, welke kleur hebben die?" Nu
antwoordde Meriem hem. "Het haar van Korak is zwart en zijn
ogen zijn grijs — zoals de Uwe", zei ze. Bwana keerde zich
naar de leider van de troep. "Breng Miss Meriem en Mr.
Baynes naar huis", zei hij. "Ik ga de jungle in." "Laat me
met U meegaan, Bwana", smeekte Meriem. "U gaat Korak zoeken,
ik weet het". Bwana keerde zich verdrietig maar flink naar
haar toe. "Je plaats is", zei hij, "bij de man, die je
liefhebt". Er was een draagbaar gemaakt voor de koortsige
Baynes en de kleine troep vervolgde langzaam haar weg. Bwana
keek hen na totdat zij uit het gezicht waren. Meriem had
niet éénmaal omgezien. Met gebogen hoofd en hangende
schouders reed zij verder. Bwana zuchtte. Hij hield van het
kleine, Arabische meisje, alsof zij zijn dochter was.
Langzaam keerde hij zich naar de dichtstbijzijnde boom.
90. Toen de laatste ruiter verdwenen
was, kwam er een algehele verandering over "Big Bwana".
Terwijl hij voorwaarts sloop, greep hij een lage tak en
slingerde zich in de boom. Zijn bewegingen waren katachtig
en lenig. Hoog door de takken koos hij zijn weg en daar
begon hij zich van zijn kleren te ontdoen. Uit een weitas
haalde hij een stuk pantervel te voorschijn, een zorgvuldig
gedraaid touw en een vreemdsoortig mes. Toen stond hij daar
met een grimmig lachje om zijn mond. Hij gooide zijn hoofd
naar achteren, zijn brede borst spande zich en zijn spieren
zetten op, toen hij de jungle-lucht opsnoof. Zijn grijze
ogen vernauwden zich. Hij liet zich naar een lagere tak
zakken en verdween snel in de jungle. Terwijl hij zich
haastte, stopte hij slechts nu en dan om zijn stem te
verheffen tot een wild en doordringend geschreeuw en om te
luisteren naar een antwoord. Enige uren later hoorde hij,
heel ver weg, een vaag antwoord. Zijn zenuwen waren
gespannen. Het was een mensaap, die op zijn geroep
antwoordde.
Korak, die tenslotte berustte in het feit, dat hij moest
sterven als hij bleef waar hij was, sprak tot Tantor in de
taal, die de olifant verstond. Hij beval het grote dier hem
op te tillen en hem naar het Noordoosten te dragen. Terwijl
Tantor hem droeg, riep Korak nu en dan luid in de hoop de
aandacht van Akoet en zijn troep te trekken, wier tochten
hen vaak in deze omtrek brachten. "Akoet", dacht hij, "kan
misschien de knopen losmaken". Het was in ieder geval waard
om het te proberen, beter dan daar in de jungle te liggen,
totdat hij omkwam. De grote aap had hem van dezelfde soort
banden bevrijd bij die andere gelegenheid, toen Paulvitch
Korak had vastgebonden, jaren geleden ver weg in Londen.
Aldus reizend, afwisselend roepend en luisterend, begon zijn
hart harder te kloppen, toen hij, ver weg in de jungle, een
welkome, wilde kreet hoorde. Akoet ten Zuiden van hem had
hem gehoord en kwam naar hem toe. Er was ook 'n ander die
hem gehoord had.

De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.