home

De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs


(28)



82. Abdoel Kamak reed op de karavaanweg, die naar het Noorden, naar het dichtstbijzijnde Franse garnizoen leidde. Achter hem kwamen de soldaten van de Sheik, die echter al spoedig de achtervolging opgaven en naar huis terugkeerden. Het geluid van hun galopperende paarden klonk in de oren van een eenzame, blanke man, die zijn weg zocht over de vlakte. Zwak van de lange uren in de boom, liep Morison Baynes ver van de plek, waar Korak hem had achtergelaten en trachtte een spoor van de aapman te vinden. Te laat om zich te verbergen, zag Baynes, dat hij ontdekt was. De Arabieren kwamen naar hem toe, stelden hem allerlei vragen in hun eigen taal, die hij niet verstond. Ze ontwapenden hem, hun aanvoerder tilde hem op een paard en weg galoppeerden ze naar het dorp van de Sheik. Dat zijn soldaten in plaats van met Abdoel Kamak met een gewonde en onbruikbare Engelsman terugkwamen, deed de oude Sheik in woede ontsteken. Maar een ogenblik later bedacht hij, dat de Engelsman misschien toch niet zo helemaal waardeloos was. De Sheik schold vreselijk tegen Baynes. "Wie ben je?" vroeg hij in het Frans. "Ik ben de Hon. Morison Baynes van Londen", antwoordde de gevangene. De titel beloofde wat en opeens kreeg de oude dief visioenen van rijkdom. Zijn houding veranderde. Hij wilde een verder onderzoek instellen. "Wat doet u in mijn land?" vroeg hij. Baynes besloot zo weinig mogelijk te vertellen. "Ik zocht een jonge vrouw, die van haar volk gestolen is", antwoordde hij. De Sheik keek hem doordringend aan en bracht hem bij een tent. "Is dit het meisje?" vroeg hij. Baynes keek in de aangeduide richting en was verbaasd. "Meriem," riep hij uit, terwijl hij naar haar toe wilde gaan. Doch hij werd ruw teruggetrokken. Meriem sprong op, toen ze haar naam hoorde noemen. "Zo, dus jij bent de Christenhond, die mijn dochter stal?" riep de Sheik uit. "Dat zal je met de dood bekopen, Engelsman, maar als je voor je leven kunt betalen, zal ik het je schenken".





83. Als het op spoed aankwam, vertrouwde Korak op geen andere spieren, dan zijn eigene. Nadat Tantor hem weer naar de overkant van de rivier had gebracht, verliet de aapman zijn grote vriend en slingerde zich door de bomen in snelle vaart naar de plaats waar, volgens de mening van de Zweed, het meisje zou kunnen zijn. De duisternis viel toen hij bij de oude bekende palissade kwam. Hij maakte het touw rond zijn middel los en gooide een lus over een van de scherpe punten. Even later keken zijn ogen over de afschutting, die om het hele dorp heenliep. Niemand was er te zien en Korak sprong licht op de grond in de afgesloten ruimte. Toen begon hij zacht zijn speurtocht door het dorp. Zelfs de getrainde oren van de Arabieren hoorden hem niet, zo geruisloos ging hij te werk. Plotseling hield hij stil — en kon zijn oren nauwelijks geloven, want zo helder als de nacht kwamen de regels van een oud Engels liedje tot hem.
Voordat Morison Baynes gebonden was en in een smerige hut was neergeworpen, liet de voorzichtige Sheik hem een brief schrijven aan de Engelse consul in Algiers, waarin hij hem een grote som vroeg voor zijn vrijheid. En nu hij even een ogenblik alleen werd gelaten, dacht hij aan al de ellende van zijn situatie, en niet het minst aan de walgelijke, piepende ratten om hem heen. Op zekere dag hoorde hij stemmen, die nijdig tegen elkaar schreeuwden in de tent naast de zijne. Een van de stemmen was die van een vrouw. Hij luisterde en hoorde, dat deze van Meriem was. Hij dacht er over na hoe hij haar aandacht zou kunnen vestigen op zijn nabijheid. Toen kreeg hij een idee. Met zijn mooie tenor zong hij een gedeelte van een melodie, die hij dikwijls had gehoord tijdens zijn verblijf in de gelukkige dagen in het huis van Bwana. Een ogenblik zweeg hij, toen kwam haar antwoord. Zij had hem herkend. Zij sprak snel. "Goedendag, Morison", riep ze. "Ik ben Meriem. Als ik morgen nog leef, zal ik er erger aan toe zijn, dan wanneer ik dood ging, want — Een vreselijk stilzwijgen volgde.





84. Die avond toen Korak het Arabische dorp binnen kwam, was Meriem naar haar ruwe legerstede gegaan in de vrouwenafdeling. Het was in een hoek van de tent van de Sheik, afgesloten door twee kostbare, Perzische kleden, die daar een aparte ruimte vormden. Nu deed de oude Sheik de kleden van elkaar en wenkte haar. "Meriem", riep hij, "kom hier". Langzaam gehoorzaamde het meisje. Bij het flikkerende licht van het houtvuur zag zij zijn half-broeder, oud en afzichtelijk, die haar met zijn tandeloze mond toelachte, toen zij binnenkwam. "Je wordt uitgehuwelijkt", zei de Sheik, "aan Ali ben Kadin, mijn broeder". Dat was alles. Meriem kromp van angst ineen. Ali ben Kadin klapte in zijn handen. Op datzelfde ogenblik traden twee slaven binnen en op zijn bevel namen zij haar op en droegen haar naar de tent van de oude man. Hier bad en smeekte Meriem, maar het hielp niets. Tweemaal ontsnapte zij hem. Toen was het, dat zij Baynes het lied hoorde zingen, dat voor haar oren bestemd was. Toen haar antwoord verstomde, werd Morison Baynes bleek van schrik. Hij vocht wanhopig met de touwen, waarmee hij vastgebonden was. Na eindelijk een hand te hebben bevrijd, was hij in staat het touw van zijn benen en enkels door te snijden. Snel liep hij naar de opening van de tent, doch toen hij naar buiten wilde gaan, belette een zwarte hem dit. Een wilde razernij kwam over de slanke, jonge Engelsman, veranderde hem in een wild beest en gaf hem kracht. Hij liep naar de reusachtige zwarte toe en gaf deze een slag, die de slaaf op de grond deed tuimelen. Hier vochten zij, de zwarte om zijn mes te trekken, de blanke om de kreet van de andere om hulp te smoren. De neger zag kans zijn mes tevoorschijn te halen en Baynes voelde direct daarna het scherpe staal in zijn schouder dringen. Met een hand over de grond voelend, zoekend naar enig wapen, kwamen zijn vingers in aanraking met een steen en grepen deze beet. Met een vreselijke slag versloeg hij de zwarte en rende naar de tent van Meriem. Maar een ander bereikte deze vóór hem.... dat was Korak, de doder!



vorige volgende



De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.