De Zoon van Tarzan
door Edgar Rice Burroughs
(27)
79. "Hier is geen blank meisje", zei
Malbihn. Korak ging dreigend een stap naar de Zweed toe, die
in elkaar kromp voor de woede op het gezicht van de aapman.
"Vertel me de waarheid!" zei hij. "Spaar me", jammerde
Malbihn. "ik zal alles vertellen wat ik weet". Ze
ontvluchtte me — over de rivier. Het was slechts voor de
beloning, die ik hoopte te krijgen. Ze is voor de dochter
van de Sheik doorgegaan, sinds haar jeugd, maar zij was dat
net zo min als ik. Dood me en je zult het geheim nooit te
weten komen". Malbihn moest bij zichzelf lachen, toen hij de
verbazing van Korak zag. "Alleen de oude Sheik en ik weten,
waar ze vandaan komt en hij zal het niet vertellen". Malbihn
voelde zich niet op zijn gemak; de stekelige, kleine ogen
van de olifant maakten hem nerveus. Korak ging de tent
binnen om zich er van te overtuigen, dat het meisje daar
niet was. Toen hij verdween, deed Tantor een stap naar de
Zweed toe. Hij ging met zijn slurf over de man, die in
elkaar kromp van angst. Tantor uitte een laag, brommend
geluid, toen hij de man berook. Zijn kleine ogen schoten
vonken. Eindelijk had hij het schepsel gevonden, dat jaren
geleden zijn wijfje doodgeschoten had. Tantor, de olifant
vergeet en vergeeft nooit iets! Malbihn zag het woedende
dier boven zich en gilde om hulp. Voordat Korak de woedende
olifant kon tegenhouden, had deze zijn slurf over het
slachtoffer geslagen en gooide de man hoog de lucht in.
Trompettend en schreeuwend slingerde hij de man over de
palissade, de jungle in. Korak keek bedroefd naar het drama.
Hij hield niet van de Zweed, maar hij had hem willen redden,
omdat hij het geheim kende. Tantor, nu weer gekalmeerd,
tilde Korak op zijn nek. Vanuit hun schuilplaatsen zagen de
mannen van de Zweed de vreemde, blanke krijger met de
olifant in de jungle verdwijnen.
80. Meriem stond bevend voor de Sheik.
De jaren en haar kleren hadden haar niet veel veranderd,
zodat iemand, die haar als kind gekend had, haar ook nu weer
herkende. En te denken, dat na al die gelukkige jaren ze
weer in de handen van deze woeste, wrede, oude Sheik
gevallen was. Terwijl hij naar het meisje toekwam, greep hij
haar stevig bij de arm. "Zo, ben je eindelijk weer bij je
volk teruggekomen?" gromde hij. Het zwijgen van Meriem
scheen de woede van de Sheik te verhogen. Hij gaf haar een
harde klap in het gezicht. En toen ze enige uren later weer
tot bewustzijn kwam, brak ze in tranen uit. Want zij lag in
een smerige tent. In plaats van haar rijkostuum had ze
slechts vodden aan, die haar nauwelijks bedekten. Het geweer
en het kostbare pakje met haar foto als baby waren ook
verdwenen. En het ergst van alles was, dat de oude Maboenoe
grinnikend in een hoek zat. De Sheik scheen te genieten bij
het uitdenken van nieuwe manieren om haar te kwellen, en
haar te vernederen en niemand durfde haar te verdedigen. Als
van ouds mocht zij vrij door het dorp lopen, maar vluchten
was uitgesloten. En zo verliepen de vreselijke dagen. Maar
er was er een in het kamp, die haar wilde helpen. Op een
middag, toen ze voor haar tent aan Korak zat te denken en
van haar verdwijning acht jaar geleden van deze zelfde plek,
had zij plotseling het gevoel, dat zij niet alleen was. Er
stond iemand vlak achter haar, die geruisloos naderbij kwam.
Ze voelde een hand op haar schouder en daar ze weer een klap
verwachtte, kromp zij ineen, doch toen niemand haar deerde,
keek ze op en recht in de donkere ogen en het knappe gezicht
van de jonge Arabier, Abdoel Kamak.
81. Meriem luisterde verbijsterd naar
de jonge Arabier, terwijl hij met lage, doordringende stem
sprak. Hij was het, die het kleine pakje van haar gestolen
had, dat zij had gevonden in de koffer van de Zweed en
Abdoel Kamak was niet dom. Eerst had hij de gelijkenis
gezien tussen het kind op de foto en zijn slachtoffer. Maar
waarom was de dochter van de Sheik gekleed in de kleren van
een ongelovige? Toen had hij de vergeelde courant gelezen.
Met veel moeite vertaalde hij de gedrukte Franse
geschiedenis. Abdoel Kamak was in Parijs geweest. Met een
van zijn stamgenoten was hij daar geweest en had getracht de
taal en de gewoonten van hun heersers te leren. Toen hij
eindelijk de inhoud van het artikel begreep, waren zijn ogen
groot van verbazing. Toen vormde er zich in zijn hersens een
plan om zichzelf rijk te maken. En nu voerde hij dit plan
uit. Met nauw bedwongen stem vertelde hij in het Arabisch:
Ik vraag je me te vertrouwen. Ga met me mee en ik zal je
brengen waar mijn vader een Sheik is, machtiger dan de jouwe
— laat me je hier vandaan brengen. Ik zal je brengen
waarheen je wilt, want ook ik haat de Sheik." "Zo, haat je
de Sheik?" klonk opeens een wrede stem achter hen. Beiden
draaiden zich om en zagen, dat de Sheik achter hen stond.
"Ja", riep Abdoel Kamak uit, "ik haat u!" Terwijl hij sprak,
sprong hij naar voren, sloeg de Sheik met een slag neer en
rende door het dorp naar de plek, waar zijn paard gezadeld
stond. Hij sprong er op en reed naar de poort. De Sheik, die
hardop steunde, kroop overeind en riep tegen zijn soldaten,
dat zij de Arabier moesten vasthouden. Maar met een grote
sprong vloog de zoon van de woestijn door de poort.

De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.