Tarzan en de Olifantsmannen
        door Edgar Rice Burroughs
      (2)  
        
        4. Terwijl de zwarten naar hen toe
            kwamen, wilde Spike pijl en boog van de grond oprapen, maar
            Troll hield hem tegen. "Laat liggen", waarschuwde Troll;
            "wij zijn immers in de minderheid om aan te vallen. En wie
            weet, misschien zijn ze ons goedgezind." De vreemden kwamen
            verwonderd naderbij, hun wapens gereed houdend. Op enkele
            passen afstand bleven ze staan. De aanvoerder wees naar de
            trillende safari's en vroeg op een arrogante toon: "Wat doen
            jullie in 't land van Bantango?" "We zoeken naar een gids,"
            zei Troll, "de grote Safari komt na ons — met veel geweren."
            "Je liegt. Mijn mannen volgen je al twee dagen. Geen groote
            safari. Geen geweren." "Dan hebben ze ons zeker in de steek
            gelaten," merkte Troll bevend op, terwijl hij naar de wilden
            keek, die tot aan de tanden gewapend waren en versierselen
            droegen van de kannibalen. "Neen," verklaarde zijn metgezel,
            "we hebben nog een kans. De grote diamant. Misschien kunnen
            we, als we de steen laten zien, hen beïnvloeden en laten
            doen, wat wij willen, evenals Mafka dat deed." Dat was waar.
            In het land van de Kaji hadden ze het meegemaakt, dat Mafka
            gehoorzaamd werd, als ze een commando gaf, terwijl ze de
            steen aanraakte. Haastig wikkelde Spike de dierenhuid los en
            een grote steen, die schitterde in het flakkerende schijnsel
            van het kampvuur, kwam te voorschijn. De aanvoerder stond
            met zijn mond wijd open van verbazing.
            
          
        
        
        
        5. Nadat Spike de glinsterende diamant
            te voorschijn had gehaald, bleef het opperhoofd verwonderd
            staan. Hij wist niet, wat het voor een ding was, maar de
            schittering trok hem aan. Troll legde zijn hand op het
            juweel en commandeerde: "Ga weg! Leg je wapens neer, jullie
            allemaal, en verdwijn!" De krijgers stonden stil. Toen er
            niets gebeurde kregen ze moed. "Ik vind mooi, ik neem", zei
            het opperhoofd, terwijl hij naar de grote diamant wees. Het
            angstzweet brak de blanke mannen uit. En in de schaduw van
            het oerwoud bleef een groote leeuw verwonderd staan. "De
            toverkracht werkt niet," zei Troll klappertandend. "Laat mij
            het proberen," vroeg Spike. Hij legde de palm van zijn hand
            op de steen en schreeuwde tegen de krijgers: "Leg je wapens
            neer en verdwijn. En vlug wat, anders zal ons toverdoodskop
            jullie doden. Vooruit!" Doch in plaats van weg te gaan, kwam
            de aanvoerder een stap dichterbij en smeet Spike over zijn
            schouder heen tegen den grond. De krijgers kwamen onder het
            uitstoten van hun oorlogskreet, met hun speren vooruit,
            aanrennen. Op datzelfde oogenblik klonk uit de duisternis
            het vreselijke oorverdovende gebrul van den groten leeuw,
            die zich midden tussen de vechtende mannen wierp.
            
          
        
        
        
        6. Terwijl de leeuw aanviel, zag Troll
            kans, om in tegenovergestelde richting te ontvluchten. Hij
            greep de grote diamant, riep Spike en zijn dragers en
            vluchtte het bos in, terwijl hun vijanden zich tegen den
            woedenden leeuw trachtten te verzetten. De gehele nacht
            renden Troll en Spike voort en pas bij het aanbreken van de
            dag hielden ze stil om te rusten. "Zo, het is gebleken, dat
            de diamant helemaal geen toverkracht bezit", mompelde Spike.
            Troll antwoordde niet. Hij was in gepeins verzonken. Opeens
            keek hij zijn kameraad aan en zei: "Ik weet wat er aan
            ontbreekt, Herinner je maar, als Tarzan en Mafka de rots
            lieten werken, was Gonfala daar altijd". "Dat is waar," riep
            Spike uit. "Mogelijk zou de toverkracht terugkomen, als wij
            ons van het meisje meester konden maken, maar waar zouden
            wij haar kunnen vinden?" "Misschien komen wij haar nog wel
            op het spoor." En daar de wegen van het noodlot eigenaardig
            zijn, en de beide bandieten gunstig gezind was, leidde het
            hun voetstappen op de juiste weg. Diezelfde nacht ontdekten
            ze een klein kampvuur en slopen naderbij om te zien van wie
            het was. Terwijl ze voorzichtig vooruit kropen door het
            dichte kreupelhout, greep Spike zijn vriend Troll plotseling
            bij de arm en fluisterde: "Kijk! Gonfala!" Troll kneep zijn
            ogen dicht. "Ja, zij is het. En we zullen trachten ons van
            haar meester te maken!"
            
          
        
         
 
            
 
         
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
        
      De inhoud op deze pagina staat onder : 
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.