home

Tarzan en de Verboden Stad
door Edgar Rice Burroughs

(38)
 


112. Magra kijkt de vreemde, in het wit gekleede mannen, die zoo onheilspellend voor den leegen troon staan, strak aan. "Wij hebben U geen kwaad gedaan, waarom zoudt U ons willen kwellen? Waarom zoudt U ons dooden?" Een diepe stem antwoordt: "Als de ware god terugkomt, zult U alles weten..."
Op dat oogenblik doorkruist een eigenaardige figuur in een wit waterpak de wateren van het Horus-Meer. Boven den tuin van de ptomen houdt deze stil en schiet dan plotseling naar beneden, als een visch op zijn hulpelooze prooi. Helen Gregory, die in den tuin van de ptomen wacht, waar Tarzan haar heeft achtergelaten, voelt een hand, die haar van achteren vastgrijpt. Zij keert zich om en ziet de witte verschijning tegenover haar. Dit wezen, wit als het is, wil haar gevangen nemen. Zij steekt wanhopig haar drietand tegen zijn hart. Doch de vreemde wringt haar den drietand uit de hand, waarna hij haar bij den pols grijpt en met haar naar boven zwemt. Het meisje vecht en stribbelt tegen, doch het monster is veel sterker dan zij. Naar boven gaat het, een nieuw en vreeselijk lot tegemoet.



113. Helen wordt door de spookachtige gestalte door de wateren van het Horus-Meer getrokken, totdat zij tenslotte bij een rots aankomen, die boven het water uitsteekt. Hier brengt de vreemde gestalte het meisje in een donkere kloof, waar zij bevend over al haar leden in elkaar duikt.
Intusschen vechten Tarzan en zijn vrienden verwoed en met succes tegen den troep wilde ptomen. De een na den ander vallen deze wezens onder de mokerslagen van Brian, Herkoef, Lavac en niet het minst van de vuisten van Tarzan, den koning van de jungle. Herkoef ziet op een gegeven oogenblik kans om zijn drietand in het hart van Brulor te steken, Brulor, de hoogepriester van Athair. "Sterf, valschaard!" roept hij uit, "jarenlang heb ik gehoopt, dat dit oogenblik zou aanbreken. Nu ik weet, dat je dood bent, nu zal ik verder gelukkig zijn. De ware god heeft over jou gezegevierd!" De dood van Brulor brengt de nieuw aangekomen hulptroepen in een ware paniekstemming en van dat oogenblik maken Tarzan en zijn vrienden gebruik om door de luchtkamer te ontsnappen. De soldaten van Athair volgen hen, hun speren in aanvalshouding.



114. Juist op het oogenblik, dat de soldaten de luchtkamer binnenkomen, hebben Tarzan en zijn vrienden bijna de deur bereikt, waardoor zij de vrijheid zouden herwinnen. Doch zij zijn even te laat en moeten dus tegen deze nieuwe troepen weer vechten. Het schijnt hun toe, dat het nu met hen gedaan is. Tarzan, Brian en Lavac nemen den toestand echter zooals hij is. Zij zijn van plan tot hun laatsten ademtocht te vechten. Maar Herkoef loopt tot hun groote verwondering naar een deur, die zich achter hen bevindt. Is hij van plan zijn vrienden in den steek te laten? Eenmaal binnen aarzelen de soldaten bij het zien van de lichamen der verslagenen. Zij denken een oogenblik, dat de drie mannen in de waterpakken tot de ptomen behooren. Doch hun aarzeling duurt maar kort. "Daar! Die daar!" schreeuwt een van de ptomen. Dan gaan de soldaten tot den aanval over. De aapman komt tegenover den aanvoerder te staan in een duel tusschen speer en drietand. De talrijke Athairianen verwachten een spoedige overwinning en ook Tarzan vermoedt, dat hij niet veel meer zal kunnen uitrichten, doch hij blijft dapper vechten.





De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.