home

Tarzan van de Apen
door Edgar Rice Burroughs

Afwijkende tekst zoals opgenomen in Het
          Volksdagblad

Aankondiging Volksdagblad

"Het Volksdagblad" van 8 februari 1939.


(1)


1. Deze historie zou nimmer geschreven zijn, wanneer Joe Cecil Stunt niet een onvergeeflijke domheid had begaan. Joe C. was een Afrika-vaarder sinds mensenheugenis. Hij was tegelijkertijd de meest-gevreesde „cap” van alle oude rotten, die de heenreis naar de Ivoorkust als een fatsoenlijk koopvaarder, de terugreis met een levende zwarte lading aflegden. Zijn domheid was, dat hij Mike Cripps, bijgenaamd „Zwarte Mike” als matroos op de „Fuwalda” aannam. Mike was een onbehouwen kerel, maar hij had een grote zwakheid: hij kon geen onrecht zien. Joe C. echter hield er zijn eigen begrippen van recht op na. Dat moest onvermijdelijk tot botsingen leiden.
Van alle menselijke wezens aan boord van de „Fuwalda” was Johnny Peters, de scheepsjongen, de laatste om het Joe C. lastig te maken. Johny had een zeer volgzame natuur, maar juist daarom scheen het Joe C. meer dan iets anders genoegen te doen, hem te kwellen. En dat ging dan meestal met enige vuistslagen gepaard. Toen Mike deze scène's begonnen te vervelen, greep hij in. Hij pakte Joe C. bij zijn kraag en dreigde hem over boord te zetten. De „Cap” greep zijn pistool....
„Kalm aan, vriend”, klonk opeens een afgemeten stem achter hen. De beide tegenstanders keerden zich met een ruk om. Voor hen stond de enige passagier van de „Fuwalda”, mr. Greystoke. M. Greystoke was lang, gespierd en indrukwekkend bedaard. Daarom was de bliksemachtige snelheid, waarmee hij Joe C. zijn pistool ontfutselde, des te meer verbijsterend.
„Ik houd niet van die rumoerige spelletjes,” zei hij glimlachend, „vergeet niet, dat ik voor mijn genoegen reis.” En hij verwijderde zich langzaam. Hij begaf zich naar de salon, waar zijn echtgenote hem wachtte. Zij was jong en bekoorlijk.
„Kom, Alice”. Mr. Greystoke bood haar de arm. Zij betraden hun hut. De aanblik, die deze bood, ontlokte echter zelfs de bedaarde mr. Greystoke een kreet van verrassing.





2. De gehele hut was onderstboven gehaald, kisten waren open gebroken en de inhoud lag verspreid over de vloer.
„Een onvriendelijk schip”, mopperde mr. Greystoke. „Eerst vechten, dan inbreken.... We hadden evengoed in Engeland kunnen blijven, liefste”.
Zijn vrouw antwoordde met een schelle kreet. „Kijk, daar!” wees zij naar de deur. Door de reet werd langzaam een papier naar binnen geschoven. Mr. Greystoke snelde erheen en rukte de deur open. Maar de geheimzinnige postiljon was reeds verdwenen.
„Mr. Greystoke, u moet ons niet kwalijk nemen, dat we uw wapens zolang geleend hebben. Het feit is, dat we streken van Joe C. Stunt niet langer verdragen. U doet het best, zolang van het dek weg te blijven. - Mike”. Mr. Greystoke las de brief nog eens over.
„Ik denk, Alice, zei hij dan langzaam, dat dit geen plezierreisje wordt”.
Op dek leek het daar ook alles behalve op. De matrozen waren inderdaad bezig, Joe C. aan het verstand te brengen, dat zijn methodes hun niet langer bevielen. Het ging daarbij nogal hardhandig toe. De „Cap” had al zijn officieren en een stuk of wat handlangers bijeengetrokken op de brug en brulde de muiters in machteloze woede toe. Plotseling klonk vanaf de brug een schot. Het was het sein voor een algemeen gevecht. Onophoudelijk werd door de officieren gevuurd, maar ook de door de matrozen van mr. Greystoke „geleende” wapens deden hun dienst. De uitslag van de strijd was niet twijfelachtig. Mr. Greystoke, die zich ondanks de waarschuwing van Mike toch met Alice aan dek had begeven, kwam juist op tijd om te zien, hoe de „grote” Joe C. als laatste over de railing vloog.
„Groeten aan de haaien!” riep Mike hem na....
„En hier is nog meer voor die lieve diertjes!” brulde opeens een matroos, terwijl hij, met een bijl gewapend, op mr. Greystoke toesprong.





3. „Pang!” Op hetzelfde ogenblik, dat de matroos zijn bijl tegen mr. Greystoke ophief, weerklonk een harde knal. De zeeman wankelde. Zwarte Mike trad nader, een nog rokend pistool in de hand.
„Dat was op het nippertje, mijnheer”, zei hij, terwijl hij zich het zweet van het voorhoofd veegde. „Ziet u, wij zijn geen zeerovers, en met plunderen en moorden zonder noodzaak houden wij ons niet op. We hadden er alleen genoeg van, ons als oud vuil te laten behandelen....”
„Je wilt zeggen, dat wij je eigenlijk dankbaar moeten zijn?”
„Als u het zo noemen wilt....”
„En wat verder?”
Mike keek de lange Engelsman een ogenblik nadenkend aan. Dan keerde hij zich bruusk om en liep naar de reling.
„Daar - wees hij - ligt de kust van Afrika. Hier aan boord kunt u niet blijven. U begrijpt, wij zijn nu vrijbuiters geworden en ik kan u niet vragen, zich bij ons aan te sluiten....”
„Dus?”
„Dus zal ik u moeten verzoeken, u tijdelijk aan gindse kust te vestigen. O, u kunt alles meenemen wat u bezit, munitie en wat ge maar wilt. Het leven zal er hard zijn, maar interessant. Om zo te zeggen de eerste ontdekkingsreiziger aan een onbekend strand....”
Mr. Greystoke glimlachte flauwtjes. Alice was zeer bleek geworden. Haar man klopte haar bemoedigend op de bevende hand.
„Ik vrees, liefste, dat Mike gelijk heeft. Er is geen andere keus”. Hij zweeg even. Blijkbaar was hij, ondanks zijn kalm uiterlijk, toch aan een hevige gemoedsbeweging ten prooi. Spoedig echter was hij zichzelf weer meester. „Kom, zei hij, terwijl hij Alice's hoofd ophief en haar kuste. „We wilden immers naar Afrika? Welnu, morgen gaan we aan land”.
Die nacht ging de „Fuwalda” in de onbekende baai ten anker.






De inhoud op deze pagina staat onder :
copyright 2020 by Marten Jonker.