De Terugkeer van Tarzan
        door Edgar Rice Burroughs
        
      
       (3)
        
        
        
        7. Terwijl hij langzaam door de maanbeschenen straten van
          de Arabische wijk reed, werd hij getroffen door een wild
          lawaai, dat uit een van de ontelbare café's kwam. Benieuwd wat
          daar aan de hand was, besloot hij binnen een kijkje te nemen.
          Vele Arabieren zaten daar te roken en dronken er hun zwarte
          koffie. Samen met Abdoel, zijn bediende, vond hij een plaatsje
          vlak bij de dansende Ouled-Nail-meisjes. Spoedig kwam een der
          meisjes, die Tarzan had opgemerkt, dansend naar hem toe en
          wond haar zilveren sjaal om zijn schouders. Hij gaf haar een
          paar zilveren munten. Doch even tevoren hadden de scherpe ogen
          van Abdoel haar zien praten met twee Arabieren aan de andere
          kant van het lokaal. Weer was het haar beurt om te dansen. Ze
          kwam naar Tarzan toe. Lieflijk glimlachend, draaide zij in het
          rond, en boog zich plotseling een weinig over hem heen. "Er
          zijn er twee buiten op de binnenplaats", zei ze vlug in
          gebroken Frans, "die monsieur kwaad willen doen. Ik beloofde
          hen u daarheen te lokken, maar ik kan het niet — monsieur is
          zo vriendelijk voor me geweest. Ga dadelijk weg; het zijn boze
          mannen".
          Tarzan bedankte haar, maar maakte geen beweging om te
          vertrekken. Een nors uitziende Arabier kwam nu naderbij,
          klaarblijkelijk er op uit, moeilijkheden uit te lokken. Onder
          het spotgelach der omzittenden begon hij Tarzan te beledigen.
          De aapman vond het niet prettig om, in welke taal ook,
          uitgelachen te worden. Wat ging er gebeuren?
        
        
        
        
        8. Tarzan liet niets van zijn boosheid blijken, toen hij
          opstond. Een grimlachje speelde om zijn lippen, maar opeens
          schoot zijn ijzeren vuist uit en trof den Arabier midden in
          het gezicht. Op het moment, dat de man in elkaar zakte,
          sprongen een dozijn woestijnbewoners het lokaal binnen. Met
          kreten als "dood den ongelovige", en "weg met de
          Christenhond", kwamen ze recht op Tarzan af. Andere Arabieren
          in het café sprongen naar voren om mee te helpen aan de
          overmeestering van den ongewapenden blanken man. Tarzan was
          achteruit gelopen om in de rug gedekt te zijn, voordat de
          horde hem bereikte. Met getrokken mes vocht Abdoel aan zijn
          zijde. Met vreselijke kracht sloeg de aapman iedereen neer,
          die te dicht in de buurt van zijn sterke handen kwam. De
          mannen drongen zo dicht tegen elkaar op, dat het niet mogelijk
          was een wapen te gebruiken. Tenslotte gelukte het Tarzan, een
          van de aanvallers, die het dichtst bij hem kwam, met een
          vlugge greep te ontwapenen. Terwijl hij dezen Arabier als een
          schild voor zich uit hield, liep hij langzaam naar een kleine
          deur, die op de binnenplaats uitkwam. Bij de ingang aarzelde
          hij een ogenblik, en terwijl hij zijn slachtoffer boven zijn
          hoofd tilde, gooide hij hem, alsof hij met een catapult
          schoot, midden in de woedende bende.
        
        
        
        
         9. Nauwelijks had Tarzan de binnenplaats bereikt, toen er
          een revolver werd afgeschoten, waarvan de kogel rakelings
          langs zijn hoofd ging. Twee woeste mannen kwamen op hem af en
          vuurden. Het volgend ogenblik lag de eerste ontwapend en
          grommend in de modder. Het mes van Abdoel drong in het hart
          van den ander. De woeste horde in het café rende nu naar
          buiten, jagend op haar prooi. De dansmeisjes waren gillend op
          de vlucht geslagen. In het gedempte licht vond Tarzan een
          zwaard van een gevallen Arabier. Daar stond hij en wachtte op
          de mannen, die hem wilden aanvallen. Opeens voelde hij een
          zachte hand op zijn schouder. Een vrouwenstem fluisterde:
          "Vlug Monsieur, volg me". Ze voerde hem naar een nauwe trap.
          Tarzan zag de gouden sieraden rond haar armen glinsteren, de
          vlammende kleuren van haar kleding en wist, dat zij hetzelfde
          meisje was, dat hem eerst had gewaarschuwd. Boven aan de trap
          gekomen, stonden ze even stil en luisterden. "Ze zullen
          spoedig hier zijn", sprak ze, "vlug! U kunt van het raam van
          mijn kamer uit de straat op springen". Maar terwijl zij nog
          sprak, vertelde een woedende kreet, dat ze ontdekt waren. De
          mannen renden naar de trap en met een schreeuw stormde de
          eerste naar boven. "Nu zijn wij verloren", zei het meisje
          eenvoudig.
        
        
        
          
         
        
        
      De inhoud op deze pagina staat onder : 
copyright 2013-2015 by Marten Jonker.